1. Werk met propere handen

Was altijd je handen vóór je gaat barbecueën en nadat je rauw vlees hebt aangeraakt.


2. Hou het vlees zo lang mogelijk koud

Haal verse producten pas uit de koelkast wanneer ze effectief op de barbecue kunnen.


3. Hou rauw en geroosterd apart

Leg rauw vlees niet op dezelfde schotel of snijplank als gebakken vlees. Gebruik ook een ander mes voor rauwe en bereide producten.


4. Vermijd vlammen

Laat het vlees nooit in direct contact komen met de vlammen. Stel het rooster hoog genoeg in en leg het vlees pas op de barbecue wanneer de vlammen gedoofd zijn en er een laagje as over de gloeiende houtskool ligt.


5. Smeer het vlees vooraf in

Smeer vlees best altijd in met wat olie: zo is het beschermd tegen de hitte. Als het vlees gemarineerd is, hoeft dit uiteraard niet.


6. Bakken zonder prikken

Prik niet in het vlees. Anders verliest het zijn vocht en dus zijn natuurlijke sappigheid. Gebruik een vleestang of spatel.


7. Wacht met zout

Doe pas zout op het vlees net vóór het op de barbecue gaat. Zout onttrekt immers het vocht uit het vlees. Denk verder dan zout en peper: wees creatief met verse groene tuinkruiden.


8. Eerst schroeien, dan laten gloeien

Schroei het vlees eerst aan alle kanten dicht op de heetste gloeizone. Dan verhuis je het naar de minder warme zone van de barbecue of plaats je het rooster een beetje hoger. Hier mag het vlees rustig verder roosteren.


9. Laat het zachtjes garen

Schroei rund- en kalfsvlees meteen dicht en laat het verder zacht garen, zodat het vlees geen sappen verliest. Laat varkensvlees traag garen. Vlees dat snel klaar is, zoals biefstuk, plaats je het best dicht boven het vuur. Vlees dat meer tijd nodig heeft, bijvoorbeeld gehaktballetjes of worstjes, plaats je best hoger.


10. ’t Is pas klaar als ’t helemaal gaar is

Let erop dat het vlees voldoende gaar is wanneer je het serveert. Leg daarom eerst het vlees met de langste gaartijd op de BBQ. Dikke stukken kan je eventueel in de oven voorgaren.


bron: lekker van bij ons